Main Index: Hollands Statenvertaling

 

Hooglied van Salomo 1

[1] [2] [3] [4] [5] [6] [7] [8]

HOOGLIED 1:1 Het Hooglied, hetwelk van Salomo is.

HOOGLIED 1:2 Hij kusse mij met de kussen Zijns monds; want Uw uitnemende liefde is beter dan wijn.

HOOGLIED 1:3 Uw olien zijn goed tot reuk, Uw naam is een olie, die uitgestort wordt; daarom hebben U de maagden lief.

HOOGLIED 1:4 Trek mij, wij zullen U nalopen! De Koning heeft mij gebracht in Zijn binnenkameren; wij zullen ons verheugen en in U verblijden; wij zullen Uw uitnemende liefde vermelden, meer dan den wijn; de oprechten hebben U lief.

HOOGLIED 1:5 Ik ben zwart, doch liefelijk (gij dochteren van Jeruzalem!), gelijk de tenten van Kedar, gelijk de gordijnen van Salomo.

HOOGLIED 1:6 Ziet mij niet aan, dat ik zwartachtig ben, omdat mij de zon heeft beschenen; de kinderen mijner moeder waren tegen mij ontstoken, zij hebben mij gezet tot een hoederin der wijngaarden. Mijn wijngaard, dien ik heb, heb ik niet gehoed.

HOOGLIED 1:7 Zeg mij aan, Gij, Dien mijn ziel liefheeft, waar Gij weidt, waar Gij de kudde legert in den middag; want waarom zou ik zijn als een, die zich bedekt bij de kudden Uwer metgezellen?

HOOGLIED 1:8 Indien gij het niet weet, o gij schoonste onder de vrouwen! zo ga uit op de voetstappen der schapen, en weid uw geiten bij de woningen der herderen.

HOOGLIED 1:9 Mijn vriendin! Ik vergelijk u bij de paarden aan de wagens van Farao.

HOOGLIED 1:10 Uw wangen zijn liefelijk in de spangen, uw hals in de parelsnoeren.

HOOGLIED 1:11 Wij zullen u gouden spangen maken, met zilveren stipjes.

HOOGLIED 1:12 Terwijl de Koning aan Zijn ronde tafel is, geeft mijn nardus zijn reuk.

HOOGLIED 1:13 Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, dat tussen mijn borsten vernacht.

HOOGLIED 1:14 Mijn Liefste is mij een tros van Cyprus, in de wijngaarden van En-gedi.

HOOGLIED 1:15 Zie, gij zijt schoon, Mijn vriendin! Zie, gij zijt schoon; uw ogen zijn duiven ogen.

HOOGLIED 1:16 Zie, gij zijt schoon, mijn Liefste, ja, liefelijk; ook groent onze bedstede.

HOOGLIED 1:17 De balken onzer huizen zijn cederen, onze galerijen zijn cipressen.