1 Aan die van Korinthe 10 [1]
[2]
[3]
[4]
[5]
[6]
[7]
[8]
[9]
[10]
[11]
[12]
[13]
[14]
[15]
[16]
1KORINTHE 10:1 En ik wil niet, broeders, dat gij onwetende zijt, dat onze vaders allen onder de wolk waren, en allen door de zee doorgegaan zijn;
1KORINTHE 10:2 En allen in Mozes gedoopt zijn in de wolk en in de zee;
1KORINTHE 10:3 En allen dezelfde geestelijke spijs gegeten hebben;
1KORINTHE 10:4 En allen denzelfden geestelijken drank gedronken hebben; want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde; en de steenrots was Christus.
1KORINTHE 10:5 Maar in het meerder deel van hen heeft God geen welgevallen gehad; want zij zijn in de woestijn ter nedergeslagen.
1KORINTHE 10:6 En deze dingen zijn geschied ons tot voorbeelden, opdat wij geen lust tot het kwaad zouden hebben, gelijkerwijs als zij lust gehad hebben.
1KORINTHE 10:7 En wordt geen afgodendienaars, gelijkerwijs als sommigen van hen, gelijk geschreven staat: Het volk zat neder om te eten, en om te drinken, en zij stonden op om te spelen.
1KORINTHE 10:8 En laat ons niet hoereren, gelijk sommigen van hen gehoereerd hebben, en er vielen op een dag drie en twintig duizend.
1KORINTHE 10:9 En laat ons Christus niet verzoeken, gelijk ook sommigen van hen verzocht hebben, en werden van de slagen vernield.
1KORINTHE 10:10 En murmureert niet, gelijk ook sommigen van hen gemurmureerd hebben, en werden vernield van den verderver.
1KORINTHE 10:11 En deze dingen alle zijn hunlieden overkomen tot voorbeelden; en zijn beschreven tot waarschuwing van ons, op dewelke de einden der eeuwen gekomen zijn.
1KORINTHE 10:12 Zo dan, die meent te staan, zie toe, dat hij niet valle.
1KORINTHE 10:13 Ulieden heeft geen verzoeking bevangen dan menselijke; doch God is getrouw, Die u niet zal laten verzocht worden boven hetgeen gij vermoogt; maar Hij zal met de verzoeking ook de uitkomst geven, opdat gij ze kunt verdragen.
1KORINTHE 10:14 Daarom, mijn geliefden, vliedt van den afgodendienst.
1KORINTHE 10:15 Als tot verstandigen spreek ik; oordeelt gij, hetgeen ik zeg.
1KORINTHE 10:16 De drinkbeker der dankzegging, dien wij dankzeggende zegenen, is die niet een gemeenschap des bloeds van Christus? Het brood, dat wij breken, is dat niet een gemeenschap des lichaams van Christus?
1KORINTHE 10:17 Want een brood is het, zo zijn wij velen een lichaam, dewijl wij allen eens broods deelachtig zijn.
1KORINTHE 10:18 Ziet Israel, dat naar het vlees is; hebben niet degenen, die de offeranden eten, gemeenschap met het altaar?
1KORINTHE 10:19 Wat zeg ik dan? Dat een afgod iets is, of dat het afgodenoffer iets is?
1KORINTHE 10:20 Ja, ik zeg, dat hetgeen de heidenen offeren, zij den duivelen offeren, en niet Gode; en ik wil niet, dat gij met de duivelen gemeenschap hebt.
1KORINTHE 10:21 Gij kunt den drinkbeker des Heeren niet drinken, en den drinkbeker der duivelen; gij kunt niet deelachtig zijn aan de tafel des Heeren, en aan de tafel der duivelen.
1KORINTHE 10:22 Of tergen wij den Heere? Zijn wij sterker dan Hij?
1KORINTHE 10:23 Alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen zijn niet oorbaar; alle dingen zijn mij geoorloofd, maar alle dingen stichten niet.
1KORINTHE 10:24 Niemand zoeke dat zijns zelfs is; maar een iegelijk zoeke dat des anderen is.
1KORINTHE 10:25 Eet al wat in het vleeshuis verkocht wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil;
1KORINTHE 10:26 Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.
1KORINTHE 10:27 En indien u iemand van de ongelovigen noodt, en gij daar gaan wilt, eet al wat ulieden voorgesteld wordt, niets ondervragende, om des gewetens wil.
1KORINTHE 10:28 Maar zo iemand tot ulieden zegt: Dat is afgodenoffer; eet het niet, om desgenen wil, die u dat te kennen gegeven heeft, en om des gewetens wil. Want de aarde is des Heeren, en de volheid derzelve.
1KORINTHE 10:29 Doch ik zeg: om het geweten, niet van uzelven, maar des anderen; want waarom wordt mijn vrijheid geoordeeld van een ander geweten?
1KORINTHE 10:30 En indien ik door genade der spijze deelachtig ben, waarom word ik gelasterd over hetgeen, waarvoor ik dankzeg?
1KORINTHE 10:31 Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods.
1KORINTHE 10:32 Weest zonder aanstoot te geven, en den Joden, en den Grieken, en der Gemeente Gods.
1KORINTHE 10:33 Gelijkerwijs ik ook in alles allen behaag, niet zoekende mijn eigen voordeel, maar het voordeel van velen, opdat zij mochten behouden worden.